Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet op het onderwijstoezicht

 

Artikel 11 Periodiek kwaliteitsonderzoek
1
Ter uitvoering van de in artikel 3 bedoelde taken onderzoekt de inspectie jaarlijks het onderwijs aan elke instelling, behoudens bijzondere omstandigheden. Naar aanleiding van het onderzoek geeft de inspectie een oordeel over de kwaliteit van het onderwijs.
2
De inspectie verricht het onderzoek aan de hand van de bij of krachtens een onderwijswet gegeven voorschriften en, indien het betreft een instelling voor primair of voortgezet onderwijs, de aspecten van kwaliteit, te weten
a
voor wat betreft de opbrengsten van het onderwijs:
1
leerresultaten,
2
voortgang in de ontwikkeling van leerlingen,
b
voor wat betreft de inrichting van het onderwijsleerproces:
1
het leerstofaanbod,
2
de leertijd,
3
het pedagogisch klimaat,
4
het schoolklimaat,
5
het didactisch handelen van de leraren,
6
de leerlingenzorg,
7
de inhoud, het niveau en de uitvoering van de toetsen, tests, opdrachten of examens.
Indien uit het onderzoek een redelijk vermoeden voortvloeit dat de kwaliteit tekortschiet, stelt zij nader onderzoek in, waarbij tevens de oorzaken van het tekortschieten worden onderzocht.
3
Indien de inspectie naar aanleiding van het onderzoek, bedoeld in het vorige lid, oordeelt dat de kwaliteit tekortschiet, verricht zij na een door haar aangegeven termijn onderzoek naar de kwaliteitsverbeteringen die de instelling heeft gerealiseerd.
4
De inspectie stelt het bestuur in kennis van de datum en het doel van een onderzoek, bedoeld in het tweede of derde lid. Kennisgeving geschiedt ten minste vier weken voor aanvang van een onderzoek.
5
Bij de uitvoering van een onderzoek, bedoeld in het tweede of derde lid, kan de inspectie onafhankelijke deskundigen betrekken.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •